COMMENTAAR: Bedelaar of ontwikkelingspartner
25/08/2020 12:00

HET EERSTE OFFICIËLE bezoek van de Surinaamse regering aan Nederland is een feit. Minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Ontwikkelingssamenwerking heeft diverse ontmoetingen gehad en gepland met vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid onder wie de ministers Stef Blok en Sigrid Kaag. En de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO).
De relatie tussen Suriname en Nederland is lange tijd op ijs
gezet. Het was zo bekoeld dat zelfs het noemen van de naam
Nederland in bijzijn van de vorige machthebbers een aanmatigend
antwoord opleverde, want 'wij kunnen het zelf en hebben dat land
aan de Noordzee niet nodig'. Die houding heeft positieve en
negatieve gevolgen gehad. Een negatieve was de switch naar andere
afhankelijkheidsrelaties die mede door slecht bestuur nu bijna een
strop beteken voor ons, zeker als we kijken naar de enorme schulden
die we hebben bij bijvoorbeeld China. Een positief gevolg was wel
een bredere kijk op buitenlandse relaties en de overtuiging dat een
sterke zuid-zuid-relatie potentie had. Daarmee kwam ook de
overtuiging bij veel mensen dat Suriname wel de eigen boontjes kon
doppen.
Hoewel er kampen zijn die elkanders theorie over de
bovengenoemde zaken aan flarden kunnen schieten, is het wel handig
om de relatie met Nederland te koesteren op basis van gelijkheid.
Wat kunnen we doen om elkaars economie of sociale structuren op te
bouwen? Het lijkt vrijpostig dat een land in ontwikkeling als
Suriname at this moment in time zou willen praten op basis van
gelijkheid, maar de brutalen hebben nu eenmaal de wereld. We moeten
eerlijk kijken naar de geschiedenis en ons afvragen of de
ontwikkelingshulp-gedachte (jij geeft mij geld om mijn ontwikkeling
aan te pakken) wel succes heeft geboekt in de 35 jaar dat we een
soortgelijke relatie hadden met Nederland. Wereldwijd is al
gebleken dat die gedachte niet werkt en in zijn boek 'Suriname van
wingewest tot Natiestaat' geeft de Nederlandse oud-minister Jan
Pronk van Ontwikkelingssamenwerking dat min of meer ook toe.
Dus wanneer in aanmerking wordt genomen dat de FMO Nederlandse
bedrijven, die op basis van behoeften in hun land investeringen in
Suriname willen plegen kan accommoderen, dan is daar weer de focus
op de behoefte van Nederland. Maar is dat wel wat Suriname op dit
moment nodig heeft of wil? Is het niet beter te inventariseren wat
Suriname wil en kan, en vervolgens op zoek te gaan naar partners
die daarin groeimogelijkheden zien? Hoewel het ene het andere niet
per se uitsluit is het nuanceverschil hemelsbreed. Dat we
investeringen nodig hebben staat buiten kijf, dat we dat liever
gisteren dan vandaag hadden ook. Ook dat de relatie tussen beide
landen warmer is geworden is een plus. Maar laten we ons voormalig
moederland met opgeheven hoofd benaderen in plaats van met de
handpalmen in de bedelstand. Immers, een bedelaar heeft geen keus,
een ontwikkelingspartner wel.
Gerelateerde artikelen